Vakgroep Fysiotherapie: Careyn in Beweging
Op de derde verdieping van Nieuw-Tamarinde (Utrecht-Stad) wordt er hard gewerkt aan innovatie. De onderzoeksgroep van de vakgroep Fysiotherapie is de afgelopen maanden bezig geweest met hun onderzoek naar het beweeggedrag van de geriatrische cliënt in verpleeghuizen. Award-winning onderzoek wel te verstaan; het onderzoeksvoorstel won vorig jaar namelijk de onderzoeksprijs van het UNO-VUmc (Universitair Netwerk Ouderenzorg). En in oktober gaan zij beginnen met de volgende onderzoeksfase. Een spannend moment waar onder andere fysiotherapeuten Kevin Achten, Jeanette Reijersen en bewegingsagoog Anat Kos lang naar toe hebben gewerkt.
De vakgroep Fysiotherapie Utrecht-Stad telt veertien fysiotherapeuten en twee bewegingsagogen. Verspreid over meerdere locaties voorzien zij de verpleeghuisbewoners, revalidanten en eerstelijns cliënten van therapie. “De fysiotherapeut houdt zich bezig met lichamelijke klachten op het gebied van houding en beweging. We bekijken de fysieke mogelijkheden van cliënten en geven advies over onder andere het bewegen, verplaatsen en hulpmiddelen”, vertelt Kevin. Maar ook het psychosociale en emotionele vlak speelt een grote rol in iemands mate van mobiliteit en bewegen. Bewegingsagoog Anat werkt middels bewegen met bewoners aan dit psychosociale gedeelte. Zoals het verbeteren en accepteren van eigen fysieke mogelijkheden, het opdoen van sociale contacten en bijvoorbeeld werken aan doelen gericht op zelfvertrouwen en assertiviteit.
Een uitdagende scope
Met het onderzoek 'Careyn in Beweging' wil de vakgroep het beweeggedrag van de psychogeriatrische (PG) bewoner in beeld brengen. Hier wordt een norm voor gehanteerd van het aantal minuten actieve bewegingen per week. “We beginnen dus met meten hoeveel de ouderen daadwerkelijk bewegen”, vertelt Anat. “Dit doen we bij tien lopende PG-bewoners via een activity tracker.” Daarna kijken de onderzoekers of de deelnemers aan de norm voldoen. Op basis van de gemeten resultaten wordt er multidisciplinair nagedacht over slimme veranderingen die het bewegingsgedrag zouden kunnen verbeteren. Kevin: “De volgende stap is dan te kijken of de ingevoerde interventie effect heeft op het aantal actieve minuten van de bewoners."
Hoewel de onderzoeksgroep vorig jaar september hun onderzoeksvoorstel hadden ingeleverd, begon het eigenlijk pas echt na de prijsuitreiking in december. “We hebben budget gekregen om het onderzoek uit te voeren en kregen verdere ondersteuning van het UNO-VUmc. Medisch-wetenschappelijk onderzoek, zoals dit onderzoek, moet eerst getoetst worden door een onafhankelijke commissie. Hier hebben wij moeten verantwoorden wat, waarom en hoe we willen gaan meten. Welke activity trackers het meest gebruiksvriendelijk zijn. En omdat het onderzoek op de PG-afdeling wordt gedaan hebben we naast de toestemming van de bewoner ook de toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger nodig. Al deze procedures, voorbereiding en uitwerkingen kosten aardig wat tijd”, zegt Kevin.
De onderzoeksgroep bestaat uit Anat Kos, Jeanette Reijerssen, Laurien Husmann-Jüch, Christelle Gravier–Farce en Kevin Achten.
Samen werkt het beter
De vakgroepsleden stellen voorop dat de uiteindelijke veranderingen vernieuwend moeten zijn. “Het moet meer zijn dan slechts een leuk idee”, claimt Kevin. “Het kan een uitdaging zijn om de PG-bewoners in beweging te krijgen. Dit doen we samen met welzijn en de zorgmedewerkers. Daarbij willen we gaan kijken of er andere mogelijkheden zijn die we kunnen toepassen.” Zo zegt Anat dat het niet om een nieuw oefenprogramma gaat of het vaker aanbieden van therapie: “Dit kan bijvoorbeeld door de omgeving aan te passen met visuele middelen wat het bewegen kan stimuleren.” De oplossingen moeten volgens Anat en Kevin haalbaar zijn juist zonder de aanwezigheid van de therapeuten. Zij zijn immers niet altijd op de afdeling aanwezig. “En daar ligt voor ons juist de uitdaging.” Wat de vakgroep zeker weet is dat innovatie samen gebeurt. Ook in de verdere uitvoering van het onderzoek hebben ze namelijk de samenwerking met de zorg en het multidisciplinaire team hard nodig. Wat de vakgroep verder van het onderzoek verwacht, is nog onbekend. “Daarom beginnen we eerst met de dingen die we kunnen weten. Want meten is immers weten”, glimlacht Anat.